Tips voor mentoren

Werk aan de zelfredzaamheid van je leerlingen. Zolang je alle problemen voor hen blijft oplossen, komen er steeds meer problemen bij. Eenvoudig vragen wat de leerling zelf al heeft gedaan om een ruzie op te lossen en hen vervolgens helpen om het zelf op te lossen maakt hen sterker en bezorgt jou minder werk. Laat de klacht bij de klager.

Leg dit bij de start van het schooljaar ook uit aan je leerlingen, dat je hen serieus neemt en vertrouwt op hun zelfredzaamheid maar altijd wilt meedenken als het even niet zo goed lukt. Dat je tips kunt geven hoe zij zélf problemen kunnen oplossen.


Maak contact met ouders, ook al voordat dit echt nodig is. Probeer zonder oordeel samen tot een plan te komen in de begeleiding van hun kind.

Tips voor de start van het schooljaar

Zorg dat je snel alle namen weet. Maak hier een spelletje van en geef jezelf de uitdaging om binnen 1 dag alle namen vloeiend te kennen. Je zou bijvoorbeeld van alle namen een alliteratie kunnen maken, of laten maken door de leerlingen. Het is natuurlijk heel leuk als Bazige Bas ook echt een baasje is maar dit hoeft natuurlijk niet te kloppen. Lieve Linda zal ook niet altijd lief zijn.

 

Ben mentor van de hele groep, iedereen verdient evenveel aandacht. Voer bijvoorbeeld aan het begin van het jaar een gesprekje over koetjes en kalfjes met iedere leerling. (hou bij wie je hebt gesproken, zodat je niemand vergeet. Dit zou je kunnen doen achter in de agenda bij het overzicht over je groep)


Bij aanvang van het schooljaar

Bespreek met de leerlingen de 3 V’s, vertrouwen, verantwoordelijkheid en vrijheid. Leerlingen zullen snel begrijpen dat als zij zich verantwoordelijk gedragen, jij ze meer vertrouwt en meer vrijheden kan geven. Andersom werkt dat natuurlijk ook, wanneer ze laten zien niet met vrijheden om te kunnen gaan, zakt het vertrouwen in het nemen van hun verantwoordelijkheden en zul je vrijheden moeten inperken.


Wanneer wij gedrag met leerlingen willen bespreken gebruiken we de volgende 3 vragen:

is het goed voor jezelf?

Is het goed voor de ander?

Is het goed voor de omgeving?

Wanneer je op een van de 3 vragen ‘nee’ moet antwoorden is het gedrag niet gepast. Leg uit dat we weinig regels nodig hebben als de leerlingen bij alles wat zij doen zichzelf deze vragen stellen.